Speed '74

Classic Slot Racing en Sir Stirling Moss, Deel 2.

In dit tweede en laatste deel van het verhaal zal ik stilstaan bij de merken Vanwall, Aston Martin, Jaguar en Mercedes. Maar voordat ik dat doe, ben ik benieuwd hoe het eerste deel bij u is overgekomen. Niet omdat ik naar complimenten zit te vissen, daar gaat het niet om. Ook hoeft u mij niet te wijzen op een paar stomme typefoutjes, daarvoor zal ik me niet verontschuldigen. Waar het wel om gaat is de spirit en het enthousiasme  van het classic slotracing. Hoewel we nu op enige afstand met elkaar moeten communiceren, omdat deze racerij stil ligt, willen we met dit soort publicaties op de site bereiken dat de hobby de volle aandacht blijft behouden. Zodat we straks weer met frisse wind in de zeilen doorstomen naar het 31e seizoen van onze geweldige classic hobby.

Goed dan nu het vervolg van de story, ik begin met Vanwall.

Ik herinneren me dat er voor het eerst onder de 40 seconden werd geschaatst op de 500 meter; op de klokken stond 39,6 sec., en dat was ongekend (de tijdwaarneming kende toen geen hondersten of duizensten). Een fysieke barrière was eindelijk doorbroken en de vraag was, wat nu? Wordt dit ooit nog verbeterd of is dit het hoogst haalbare? Niets bleek minder waar. In korte tijd gingen meerdere rijders onder de 40 seconden, het ijs was letterlijk gebroken. Opeens kon het dus wel, als er 1 schaap over de dam is…….. Deze prestatie vergelijk ik 1 op 1 met wat Stirling Moss heeft toegevoegd aan de totale prestaties van het illustere Vanwall team en bovenal het daaropvolgende succes van autosport in Engeland. Na 30 jaar overheersing door Franse (Bugatti, Talbot, Delage), Duitse (Mercedes, Auto Union) en Italiaanse (Maserati, Alfa Romeo, Ferrari) automerken in de racerij was het Vanwall die in 1958 het fel begeerde constructeurs kampioenschap veroverde in de toemalige formule 1. Wat drie decennia niet lukte werd eindelijk binnengesleept. Tony Vandervell, de baas van Vanwall, had maar 1 doel: ‘beat those bloody red Italian cars’, en dat lukte. Twee maal achtereen versloeg hij de Italiaanse teams op hun thuis circuit Monza. De fabrieks teams van Lancia, Alfa Romeo en Maserati verdwenen van het strijdtoneel en slechts Ferrari bleef financieel met pijn en moeite overeind. De overheersing was gebrokenen, en een aantal jaar later veegde, nadat Jaguar en Aston Martin al meermaals hadden gewonnen,  Ford de Ferrari’s definitief van Le Mans. Vanaf 1958 rees de Engelse ster geleidelijk naar grotere hoogten. Teams zoals Cooper, BRM, Lola en Lotus met namen als Jack Brabham, Jim Clark, John Surtees, Graham Hill en Jackie Stewart brachten vanaf het begin van de 60’er jaren de overwinningen en kampioenschappen met regelmaat naar Engelse teams. Stirling Moss was dus met Vanwall bij uitstek de kapitein van de Britse ijsbreker binnen de autosport.

Het bijzondere aan een Vanwall was de motor, opgebouwd uit vier individuele 500 cc Norton Manx motorfiets cylinderblokken; samengevoegd en opgeboord naar totaal 2,5 liter. Dit draaiende gedeelte van de totale krachtbron werd gekoppeld aan een Rolls Royce motor platform. Het kostte wat moeite maar toen het eenmaal liep was het verreweg de snelste van allemaal.

Om een 1/24 model van een Vanwall te kunnen inzetten bij het Classic slotracen, zult u op zoek moeten gaan naar een Merit kit van 1957 of de kopie die door Premiers is uitgebracht. Er bestaat ook een Japanse versie van Doyusha. Merits zijn nog wel te vinden op Ebay, en ze zijn vrij goed te bouwen. Vanwall modellen waren vrij fors van formaat (zoals ook in het echt) en diverse chassis (Revell/Dynamic e.d.) kun je er onder kwijt en dan heb je echt iets speciaals gebouwd.

Aston Martin:

Moss was vooral in zijn element in sportwagens, meer en beter dan zijn grote rivaal Fangio. Door zijn sterk patriotische instelling viel zijn keuze vaak op Britse fabrikanten als HWM, ERA Connaught, Jaguar en Aston Martin. Met dat laatste merk behaalde Stirling 3 jaar achtereen o.a. de overwinning tijdens de 1000 km van de Nürburgring en vestigde hij een hele serie aan ronderecords op allerlei circuits. Die auto was de zeer fraaie gebouwde Aston Martin DBR1, met 6 cylinders in lijn, en maximaal 2,9 liter inhoud werden 255 paarden aangestuurd. In 1959 werd Le Mans gewonnen en het kampioenschap behaald. In totaal werd 9 maal uit 18 wedstrijden met de hoogste eer gestreken.

Als het om slotracen gaat is er niet veel keus. Ongetwijfeld zullen er resin bodys zijn geweest, o.a. van Profil 24 (prijs ca. 195 pond), maar in de productie sfeer blijft het bij een model dat Strombecker op de markt heeft gebracht en wat zeer schaars genoemd moet worden. Ik heb er nog nooit een in mijn handen gehad, maar zou dat heel graag willen. Ook kunt u terecht by Shapeways voor een 3d geprint model, die kaal ca. 165 pond kost. Maar hoe dan ook, eenvoudig en goedkoop wordt het niet om er 1 te bemachtigen. We blijven dus maar hopen en zoeken.

Jaguar:

De Jaguar XK120, C en D- type; Stirling Moss heeft er allemaal mee geraced. En een van zijn eerste ontmoetingen met Jaguar was wellicht ook zijn grootste. In 1950, op twintig jarige leeftijd, won Moss de Tourist Trophy race met, een XK 120 op het gevaarlijke Noord-Ierse circuit Dundrod in de meest afschuwelijke weersomstandigheden. Dat was een prestatie van grote klasse en sindsdien stond hij bij Jaguar in de schijnwerpers. Met de C-type, waar Moss een groot liefhebber van was,  scoorde hij menige zege en een 2e plaats op Le Mans in 1953. Moss was een stuk minder positief over de D type. De auto was sneller en meer geanvanceerd, maar feitelijk puur gebouwd voor Le Mans. Op andere circuits kwam de wagen minder goed uit de verf. Helaas heeft Moss tussen al zijn grote overwinningen nooit de zege op Le Mans weten te boeken.

Voor het classic slotracen kunt u voor een XK120 terecht bij een kit van Revell. Een C-type moet gezocht worden in de resin sfeer. Voor een D-type bestaan meerdere opties. Merit, Lindberg, Strombecker en Tamiya. De laatste twee zijn extreem schaars en de Tamiya is zeer fors van prijs. Revell heeft destijds ook een kit van een Jaguar XKSS uitgegeven. In feite is dat een Jaguar D-type voor de weg. Deze kit is met enig kunst en vliegwerk om te bouwen tot een full race D-type.

Mercedes:

Tot slot van dit 2e deel komt Mercedes aan de beurt. Nadat Moss zichzelf bewezen had met de Maserati 250F, was Mercedes baas Alfred Neubauer voldoende overtuigd van zijn kwaliteiten en  kreeg Moss een plekje naast (maar in de race meestal achter) Fangio aangeboden. Dit duo veegde letterlijk in 1955 de vloer aan met alle concurrenten. Zowel in de F1 als in de sportwagenklasse was Mercedes vaak oppermachtig. Hadden de andere teams een transporter en 10 man personeel, Mercedes kwam met een ware armade van mensen en middelen naar de circuits. De technische opperbaas Rudolph Uhlenhaut had vaak een brede grijns op zijn gezicht want hij wist dat zijn auto’s vrijwel altijd perfect presteerden. Men had voor een grand prix de auto’s al 3 maal de afstand van de race laten afleggen op de testbank, dus veel kon er niet misgaan. Moss won met de W196 de Grand Prix van Engeland op het circuit van Aintree, wat hem in Engeland onsterflijk maakte, maar gezegd moet worden dat Fangio hem wel erg makkelijk voor liet gaan, hij was namelijk al wereldkampioen. Met de Mercedes 300 SLR behaalde Moss zijn meest heroïsche overwinning in de Mille Miglia van 1955. Hij legde met jourmalist Dennis Jenkinson (Jenks) de 1000 kilomter af in een verpletterende record tijd en liet het hele veld, incl. Fangio flink achter zich. Eind 1955 trok Mercedes zich weer terug uit de autosport als gevolg van de dramatische crash op Le Mans, waarbij meer dan 80 toeschouwers het leven lieten. Daarmee kwam aan de loopbaan van Moss bij dat team helaas een snel einde.

Voor het classic slotracen is een 1/24 F1 Mercedes W196 ter krijgen van Merit, Strombecker, Protar en ook het Japanse Doyusha heeft de auto destijds op de markt gebracht. Het zal niet eenvoudig zijn om een van dergelijke kits te bemachtigen; de Merit (1954’er model) en Protar (niet het meest geslaagde model) maken nog de meeste kans.

Voor de 300SLR bestaat er een 1/24  kit van Revell. Dik 20 jaar geleden was die alom verkrijgbaar, thans wordt het zoeken op Marktplaats of Ebay.

Naschrift: De auto waarvan Stirling Moss zei: “this is the worst car I have ever driven” was de beruchte BRM V16. BRM staat voor British Racing Motors, maar dankzij deze auto werd het British Racing Misery. De auto was een enorme flop. Toch had ik graag gezien dat daar een 1/24 model van zou bestaan en dan bij voorkeur de MK II. Geruchten bestonden dat Merit er een in productie zou nemen, maar dat is er nooit van gekomen. Helaas……………………..

Door Gerrit Leemburg